Achtergrondartikelen
Moet er gevreesd worden voor hoge inflatie of is juist deflatie het economische probleem van de nabije toekomst? Onder economen is hierover vanaf het begin van de financiële crisis een diepgaand verschil van mening zichtbaar geworden. Ze zijn het namelijk niet eens over het verloop van de toekomstige prijsontwikkeling als gevolg van de huidige crisis.
Er zijn twee kampen. Het eerste kamp verwacht op middellange termijn een sterke opwaartse prijsdruk – een teken van inflatie. Het tweede kamp vreest juist een lange periode van stagnerende prijzen en zelfs prijsdalingen – een teken van deflatie.
De aanhangers van een deflatiescenario verwijzen hierbij naar Japan. Dit land laat zien hoe hardnekkig een schuldencrisis in de tijd kan blijven doorwerken. De schuldenproblematiek en de daarmee gepaard gaande deflatiekracht in Japan is zo groot, dat sinds de crisis van begin jaren 90 de negatieve prijsspiraal niet is doorbroken. Dit kamp wijst dan ook op de vernietigende kracht van de huidige schuldenberg, waardoor via afschrijvingen veel geld uit omloop gaat verdwijnen.
Het aantal economen dat prijsstijgingen verwacht, is veruit in de meerderheid en baseert zich op de geldverruimingspolitiek van de centrale banken als reactie op de huidige schuldencrisis. Zij verwachten een uitkomst met (hyper)inflatie omdat ze ervan uitgaan dat de centrale banken de geldkraan ongecontroleerd gaan openzetten, waardoor op den duur een niet te temmen inflatiedynamiek ontstaat.
Het debat dat gevoerd wordt is vrij chaotisch, omdat de deelnemers verschillende definities hanteren, waarbij oorzaak en gevolg vaak verwisseld worden. We hebben hier ten diepste te maken met een monetair fenomeen, waarbij het gaat om een toe- of afname van de geldhoeveelheid. Prijsbewegingen zijn slechts een symptoom: stijgende of dalende prijzen zijn niet meer dan het gevolg van een optredende inflatie of deflatie.
Monetair gezien betekent inflatie – in het huidige fiat-geldsysteem – dat de som van de hoeveelheid basisgeld die de centrale bank aan commerciële banken beschikbaar stelt plus het uitstaande krediet van commerciële banken is toegenomen. Hierbij moet het krediet gewaardeerd worden tegen marktwaarde: mark-to-market.
Dit principe kan eenvoudig als volgt worden weergegeven: Fa = Fb + MV(Fc)
Fa | = | de totale hoeveelheid fiat-geld |
Fb | = | de basishoeveelheid geld afkomstig van de centrale bank |
Fc | = | de hoeveelheid verstrekt fiat-krediet door commerciële banken |
MV | = | de marktwaarde van Fc, dus gewaardeerd tegen actuele marktprijzen |
Fb maakt maar zo’n 3% van de geldhoeveelheid uit. Fc omvat de overige 97%. Inflatie is een toename en deflatie een afname van Fa. Indien er slechts geld afkomstig van de centrale bank uitgeleend wordt, dan is MV(Fc) gelijk aan nul. Fc is afhankelijk van de tijdsvoorkeur en het kredietsentiment.
© Karel Kindermans
De tijdsvoorkeur hangt – tot het einde van een super-schulden-cyclus is bereikt – samen met demografische ontwikkelingen en reële rentestanden. Het kredietsentiment wordt sterk bepaald door het geloof dat debiteuren in staat zijn om aangegane schulden terug te betalen. Zolang dit geloof sterk was waren banken bereid om krediet te verschaffen. MV staat voor market value en weerspiegelt de herwaardering van het uitstaande krediet aan de actuele marktomstandigheden.
Gezien het feit dat de kredietwaardigheid van vele partijen de afgelopen jaren twijfelachtig is – met name door waardeverminderingen van onderpanden – neemt de MV(Fc) af. Het mark-to-market-effect speelt hierbij een bijzonder grote rol, omdat de afwaardering van onderpanden doorlopend fikse afschrijvingen veroorzaakt bij banken. Dit tast de kapitaalbasis van het banksysteem aan.
Aangezien Fb maar circa 3% van de geldhoeveelheid bepaalt is een toename van Fb met 100% gelijk aan een afname van MV(Fc) met 3%. Hier zit de pijn. MV(Fc) neemt momenteel veel sneller af dan Fb kan toenemen. De centrale banken moeten als het ware via Fb de liquiditeitsfunctie van de commerciële banken overnemen. Vandaar dat de balansen van de centrale banken in de VS, de Eurozone, Japan en het VK op dit moment exploderen. De kwantitatieve geldverruimingspolitiek van de centrale banken kan de afname van de kredietverlening onmogelijk compenseren zolang dit geld niet rechtstreeks op de rekeningen van de burgers wordt gestort door middel van een helicopter-Ben-actie.
Het systeemgebonden gevolg van de huidige schuldencrisis is deflatie. Inflatie kan aan het eind van een super-schulden-cyclus alleen optreden als gevolg van een politiek besluit, dat ertoe leidt dat schuldenvrij geld van de centrale bank buiten het banksysteem om direct bij de consument terecht gaat komen.
Daar het huidige banksysteem al het geld als schuld in omloop brengt moet dit geld noodzakelijkerwijs, op een later moment, weer uit omloop verdwijnen. Dit is een systeemgebonden fait accompli.
Programma’s waarbij centrale banken bestaande schuldtitels opkopen met nieuw gecreëerd geld zullen bovendien onvoldoende effect sorteren gezien de enorme omvang van het uitstaande fiatkrediet. De besproken dynamiek van MV(Fc) is hier debet aan. Vroeg of laat wordt een monetaire reset onvermijdelijk.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.
Reacties:
Kun je mij vertellen wat er mis is met deflatie? Wat omhoog is gegaan gaat natuurkundig ook een keer naar beneden. Eeuwige inflatie is toch onmogelijk?...