door Gilles
(Amsterdam )
Kun je mij vertellen wat er mis is met deflatie? Wat omhoog is gegaan gaat natuurkundig ook een keer naar beneden. Eeuwige inflatie is toch onmogelijk?
Antwoord redactie:
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: er is niets mis met deflatie. Deflatie zou eigenlijk de normale gang der dingen moeten zijn. Een monetair systeem dat leidt tot een voortdurende daling van de prijzen, is heel goed verdedigbaar. Prijsdalingen weerspiegelen dan enerzijds een toename van het arbeidspotentieel en anderzijds de voortgang der techniek die zich vertaalt in een verbetering van de productiviteit. Samen vormen deze twee elementen de reële economische groei.
Een monetair systeem dat de geldhoeveelheid constant houdt of laat groeien in een tempo lager dan de reële economische groei, mondt automatisch uit in prijsdalingen. Prijsdalingen zijn dan deels een maatstaf voor de toename van onze welvaart. Partiële inflatie op enig moment als gevolg van grondstoffenschaarste, wordt dan gecompenseerd door deflatie in andere delen van het economisch spectrum.
Veel economen zijn tegen deflatie, met als argument dat consumenten bij dalende prijzen aankopen uitstellen. Hierdoor wordt – volgens deze economen – de economische groei afgeremd. De praktijk wijst uit dat dit in efficiënte productmarkten niet gebeurt. De markt voor consumentenelektronica en computers werd de laatste decennia bijvoorbeeld structureel gekenmerkt door zodanige productiviteitsstijgingen dat er sprake was van almaar dalende prijzen. Deze prijsdalingen traden op ondanks een algemene inflatoire omgevingsdruk. Desondanks was in deze markten geen uitstel van aankopen waarneembaar.
De succesvolle Nederlandse Gouden Eeuw werd gekenmerkt door perioden met lichte deflatie. De gemiddelde inflatie bedroeg tussen 1659 en 1779 slechts 0,1%. Het geldsysteem in Nederland werd destijds gedomineerd door de Amsterdamse Wisselbank. Deze bank gaf waardepapieren uit die 100% gedekt waren door goud en zilver. De geldhoeveelheid werd hiermee streng gereguleerd. Voor 1913 was er in de VS, afgezien van de periode rondom de Amerikaanse burgeroorlog, ook geen inflatie. Dit gold ook voor Frankrijk na 1800 toen Napoleon de goudstandaard invoerde.
Inflatie kan in principe oneindig doorgaan. Hierbij moet beseft worden dat er een verschil is tussen prijs en waarde. De prijs gemeten in gangbare geldeenheden, kan rekenkundig in absolute termen blijven toenemen. Het product van de hoeveelheid geld in omloop en haar omloopsnelheid moet dan simpelweg jaar in jaar uit sneller toenemen dan de beschikbare hoeveelheid goederen en diensten. Dit maken we nu al bijna 70 jaar mee. De waarde van goederen en diensten is een relatieve kwestie die in ruilverhoudingen tot uiting komt. Wat dat betreft vertoont het huidige absolute prijsaspect van het geldsysteem geen overeenkomst met de natuurwetten. Dit geldsysteem wordt niet gedicteerd door een evenwichtshoeveelheid die op een bepaald moment als rem of impuls voor de totale geldhoeveelheid fungeert.
Deze angst heeft alles te maken met de aard van het huidige geldsysteem. Dit systeem wordt ook wel aangeduid als een inflationary debt-based monetary system. In het artikel: "wat is er mis met ons geldsysteem?", wordt de dynamiek van dit systeem grondig geanalyseerd. Kortgezegd kunnen met name commerciële banken binnen dit systeem vrijwel onbeperkt geld in de markt zetten via leningen. Zij hebben bijna de gehele geldschepping in handen. Centrale banken spelen op dit gebied slechts een marginale regulerende rol.
Daarnaast is het verdienmodel van de banken grotendeels gebaseerd op het in de markt zetten en houden van geld via leningen. De creatie van dit schuldengeld wordt niet beperkt door een extern anker zoals goud dat zich kenmerkt door schaarste. Hierdoor ontbreekt een natuurlijke rem op het in omloop brengen van schulden. Het geld binnen het huidige schuldgedreven geldsysteem wordt ook wel fiatkrediet genoemd, omdat het geld als zodanig geen intrinsieke waarde heeft en gebaseerd is op vertrouwen.
De Westerse wereld en Japan hebben inmiddels een enorm schuldenprobleem, dat gemiddeld richting zo'n 400% van het BBP is opgelopen. Dit probleem is in relatie tot het BBP vandaag de dag groter dan in de jaren '30. Bovendien is er nu sprake van een deels speculatieve derivatenberg die toen niet bestond. Daarnaast is een veel te groot deel van het als schuld in omloop gebrachte geld naar bestaande activa verdwenen zoals onroerend goed, in plaats van nieuwe productiecapaciteit of een versterking van de economische structuur. Het vermogen van de reële economie om deze schulden te accommoderen is door deze activaspeculatie sterk achtergebleven bij de schuldtoename.
Zo kan er een situatie ontstaan waarbij de fysieke economie niet meer in staat is al deze schulden af te lossen. Het systeem heeft dan het einde van een super-schulden-cyclus bereikt. Vanaf zo'n Minsky-moment belandt de economie in een vraagdepressie en heeft het schuldgedreven geldsysteem zichzelf definitief opgeblazen. Een vraagdepressie kenmerkt zich niet door inflatie maar door deflatoire druk. De economie neigt dan tot krimp en de schulden groeien zowel relatief als absoluut. Grote delen van de eurozone, waaronder Nederland, kampen nu met dit probleem.
Deflatie binnen dit systeem markeert definitief het einde van de schuldgedreven geldcreatie door banken. Zelfs een ultralage rentestand en liquiditeitverschaffing via centrale banken bieden dan geen duurzame oplossing. Dit wordt ook wel een liquidity trap genoemd. In zo'n situatie blijkt dat een finaal solvabiliteitsprobleem niet met liquiditeit is op te lossen. Het schuldniveau zelf is dan de boosdoener geworden. Binnen het vigerende geldsysteem is deflatie dus een soort magere Hein die het einde aankondigt van het schuldgedreven monetaire systeem. Daarom reageren de monetaire autoriteiten als door een wesp gestoken bij de kleinste aanwijzing dat deflatie in aantocht is.
|
Terug naar het artikel: Het inflatie/deflatie-debat