Monetaire Economie
© Karel Kindermans
Aanhangers van de Britse econoom John Maynard Keynes, ook wel neo-Keynesianen genoemd, hebben een foutief beeld van de rol van schulden in het financiële systeem. Het is beleidsmatig verleidelijk om schulden aan te gaan, omdat het verhoogde schuldniveau van dominante invloed is op de korte-termijnbeweging van de conjunctuurgolf. Op macro-economisch niveau wordt de vraag op enig moment immers vooral bepaald door de som van alle inkomenscomponenten, plus de toe- of afname van het totale schuldniveau.
Neo-Keynesianen stellen simpelweg dat de koopkracht die schuldenaars naar zich toetrekken, wordt gecompenseerd door de koopkracht die bezitters van spaarmiddelen afstaan. Voor volgers van Keynes – onder wie oud-Nobelprijswinnaar Paul Krugman – zijn op macroniveau private schuldniveaus daarom irrelevant. Deze zijn in de Keynesiaanse optiek onderdeel van een zero sum game.
De schulden die door het bankwezen in de markt gezet worden, zijn echter niet direct gekoppeld aan spaarsaldi, maar worden in het leven geroepen via een dubbele boeking die leidt tot een verlenging van de bankbalans. Als een persoon of entiteit een lening aangaat en hiermee koopkracht verwerft, wordt het geldbedrag op de bankbalans aangemaakt en ter beschikking gesteld, waarna het volgens overeengekomen voorwaarden wordt terugbetaald.
Geen van de spaarders bij dezelfde bank wordt hierdoor beperkt in zijn eigen koopkracht. De verstrekte lening wordt immers niet op enig spaartegoed in mindering gebracht. De geldhoeveelheid is dus niet constant, maar variabel. De zero sum game benadering van neo-Keynesianen, die in wezen een constante geldhoeveelheid vooronderstelt, legt een fundamenteel gebrek aan kennis bloot over de manier waarop schulden in omloop worden gebracht.
In het huidige monetaire systeem is slechts sprake van een indirecte fractionele relatie tussen schulden en besparingen. Hierdoor kan de bancaire sector veel meer schulden in omloop brengen dan de door haar beheerde besparingen. Daarnaast kunnen binnenlandse schulden indirect fractioneel aan buitenlandse besparingen gekoppeld worden, wat op grote schaal is gebeurd in Ierland en Spanje.
Zolang schulden groeien, krijgt de economie van een land een extra impuls door de kunstmatige koopkracht die hierdoor ontstaat. Dit gebeurt tijdens de inflatiefase. Na zo’n 60 jaar van schuldgroei, met een versnelling vanaf midden jaren ’90, zijn veel ontwikkelde landen – die gezamenlijk het overgrote deel van de wereldeconomie uitmaken – aan het eind gekomen van een super-schulden-cyclus. Hierdoor is het huidige inflationary debt-based monetary system eveneens aan het einde van zijn levenscyclus gekomen.
Een inflationary debt-based monetary system kan alleen maar blijven bestaan zolang de geldhoeveelheid groeit. Geldgroei is in dat geval evenredig aan schuldtoename, omdat het geld per definitie als schuld ontstaat.
Zolang dit systeem in de schuldopbouwfase zit en inflatie genereert, wordt het zoet uitgedeeld. Na het bereiken van een finaal schuldenplafond ontstaat echter een vervelend probleem. Vanaf dat moment slaat dit geldsysteem namelijk om in een deflationary debt-based monetary system, dat alleen nog maar zuur geeft. In de periferie van de eurozone is te zien wat er dan gebeurt.
Het omslagpunt in het geldsysteem weerspiegelt ook het generatieconflict. De babyboomers hebben de schuldenopbouwfase gekregen met baanzekerheid, welvaartstijging en allerhande politieke cadeaus. Hun kinderen en kleinkinderen krijgen nu het zuur.
Aan het eind van een super-schulden-cyclus kunnen schuldniveaus niet meer verder stijgen gegeven het verdienvermogen van de economie. De schuldverzadiging veroorzaakt een liquidity trap, waardoor centrale banken het inflatiewapen niet meer op een gecontroleerde manier in stelling krijgen. De private schuldtoename valt dan definitief weg als component van economische groei. Wat voorheen een conjunctureel probleem was, blijkt dan een structureel probleem te zijn.
Op dat moment ontstaat de noodzaak om schulden af te bouwen en slaat de economische groei om in een krimp. De vraaguitval en werkloosheid die hierdoor ontstaan versterken vervolgens het schuldenprobleem. Volgers van Keynes roepen dan dat de overheid de schuldcreatie moet overnemen om zo de economie te stimuleren. Als dit de oplossing is, zou de Japanse economie al lang weer op de been zijn. Daar loopt de staatsschuld na 20 jaar stimuleren inmiddels richting 250% van het BBP, zonder duurzaam economisch resultaat.
De huidige schuldencrisis is welbeschouwd niet meer dan een endogeen mathematisch probleem, dat verband houdt met het feit dat al het geld als schuld is omloop is gebracht. In zo’n situatie kunnen nieuwe spelregels een oplossing bieden.
Een modern debt jubilee is een antibioticum voor dit zieke financiële systeem. Deze oplossing werkt slechts tijdelijk, omdat de kern van het probleem niet structureel bestreden en verwijderd wordt. Een debt jubilee verwezenlijkt éénmalig wat een public credit systeem permanent realiseert.
Het wordt hoog tijd dat economen – die zich blindstaren op een schuldgedreven stimulering van de vraagzijde van de economie – gaan beseffen dat dit op termijn de problemen alleen maar groter maakt. Een toename van het publieke schuldniveau – geïnspireerd op het gedachtegoed van John Maynard Keynes – biedt de economie van de ontwikkelde landen namelijk geen soelaas meer in deze fase van de schuldencyclus.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.
Reacties:
Het schuldenprobleem van de westerse landen werd pas echt een bedreiging door de afzwakkende economische groei en de stijgende maatschappijkosten...