Geopolitiek
De geschiedenis lijkt zich momenteel naadloos te herhalen nu Japan als eerste economische grootmacht een mondiale valuataoorlog riskeert, door openlijk een devaluatie van haar munt na te streven. Daar de ontwikkelde economieën in deze fase van de schuldencyclus geen economische groei meer genereren via binnenlandse consumptie en investeringen, probeert Japan nu als eerste land haar economie aan te zwengelen via een devaluatie van de Japanse yen.
De huidige situatie lijkt verdacht veel op die van de jaren ’30. Destijds was Japan het eerste land dat eenzijdig de mondiale monetaire spelregels veranderde. De toenmalige minister van Financiën – Korekiyo Takahashi – nam destijds rigoureuze maatregelen, door Japan in december 1931 van de goudstandaard te halen. Aanvullend hierop opteerde Takahashi voor een sterk expansieve fiscale en monetaire politiek. Zijn beleid was Keynesiaans avant la lettre.
Als gevolg van dit beleid devalueerde de Japanse yen met 60% waardoor de economie een sterke stimulans kreeg en Japanse producten Azië overspoelden. Er ontstond een felle handelsoorlog met Groot-Brittannië die leidde tot hoge invoerrechten voor Japanse producten in de Britse delen van Azië. Dit was tevens het begin van een wereldwijde valutaoorlog die grote geopolitieke spanningen tot gevolg had.
De Japanse devaluatie bleef niet zonder binnenlandse economische gevolgen. Een paar jaar later kwam Japan in een inflatiespiraal terecht. Geschrokken van de gevolgen van zijn beleid besloot Takahashi tot tegenmaatregelen die geflankeerd werden door de centrale bank. Takahashi ging zwaar bezuinigen en de centrale bank ging over tot quantative tightening via het verkopen van eerder opgekochte staatsobligaties. Hiermee werd zoveel mogelijk overtollige liquiditeit uit de markt gehaald.
De bezuinigingen van Takahashi werden hem uiteindelijk persoonlijk fataal. Toen hij ging snijden in de militaire uitgaven werd hij in februari 1936 op 81-jarige leeftijd vermoord door opstandige officieren.
Vanaf het moment dat hoge schuldenniveaus gaan leiden tot economische krimp, vanwege afnemende consumptie, overheidsbestedingen en investeringen, zijn landen geneigd dit te compenseren door hun export aan te jagen via valutamanipulatie, met als potentieel eindstation een mondiale valutaoorlog. Vandaar dat de internationale gemeenschap na W.O. II besloot tot een systeem van vaste wisselkoersen, via het Verdrag van Bretton Woods.
De huidige Japanse premier – Shinzo Abe – en zijn minister van Financiën – Taro Aso – spelen op dit moment eveneens va-banque. Onder hun leiding wordt de frontale aanval geopend op de economische malaise die Japan al 20 jaar teistert. Hierbij gaat de schuldgedreven Keynesiaanse geldkraan vol open, geflankeerd door enorme monetaire QE-stimulansen van de Bank of Japan.
Dit recept is 20 jaar in een meer gematigde vorm tevergeefs toegepast. Blijkbaar verliest het politieke establishment nu zijn geduld. De eerste slag is gewonnen in deze valutaoorlog. De Japanse retoriek veroorzaakte namelijk een koersdaling van de yen van 15% versus de dollar en meer dan 20% versus de euro.
© Karel Kindermans, collectie Atlas van Stolk
De vergelijking met een kamikaze actie dringt zich op. Dit monetaire beleid is immers niet zonder gevaar, omdat de gewenste devaluatie tot inflatie leidt en rentestijgingen kan uitlokken. Als dat gebeurt, wordt de waarde van de uitstaande obligatieportefeuilles gedecimeerd. Het Japanse bankwezen en lokale pensioenfondsen worden dan vol geraakt, omdat zij grote bedragen in Japanse staatsobligaties hebben belegd. De Japanse overheid kan zich evenmin een rentestijging permitteren. Indien de rente op staatsobligaties met enkele procentpunten stijgt, souperen de rentebetalingen namelijk alle belastinginkomsten op.
Japan is als de spreekwoordelijke kat in het nauw en kan geen kant meer uit. Het begrotingstekort is 10% en de staatschuld nadert ras 250% van het BBP. De aangekondigde jaarlijkse stimulering bedraagt nog eens 4,5% van het BBP. Vanwege demografische ontwikkelingen zijn de pensioenfondsen netto verkopers van staatsobligaties geworden. Vervolgens slaan hoge historische spaarquotes binnenkort om in ontsparingen.
Dit leidt ertoe dat het bankwezen nog meer obligaties opkoopt, onder aanvoering van een inmiddels gepolitiseerde centrale bank. Op dit moment houden de banken al een derde van alle uitstaande Japanse obligaties in portefeuille, wat overeenkomt met 9 keer hun kernkapitaal. Het Japanse midden- en kleinbedrijf wordt in dit scenario volledig aan zijn lot overgelaten, doordat verdringingseffecten de kredietverlening frustreren.
De lont is in het internationale monetaire kruitvat gestoken en een zinloze valutaoorlog behoort helaas weer tot de mogelijkheden. Een herhaling van de jaren ’30 wordt steeds waarschijnlijker.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.