Reële Economie
Monetarisme houdt zich bezig met de vraag en het aanbod van geld binnen een markteconomie. De wereldeconomie is in een monetair experiment zonder historisch precedent aanbeland sinds de Amerikaanse president Richard Nixon in 1971 het mondiale valutasysteem loskoppelde van goud. Een puur fiat-geldsysteem dat functioneert op wereldschaal is in de geschiedenis namelijk niet eerder uitgeprobeerd.
De huidige financieel-economische problemen markeren de nadagen van dit hachelijke experiment dat nu in zichzelf vastloopt. Het tegenwoordige geldsysteem is dan ook aan het einde van zijn levenscyclus en vernietigt nu grote delen van de fysieke moeren- en bouteneconomie.
Het huidige monetarisme heeft ertoe geleid dat nationale politieke krachten van links tot rechts op mondiale schaal onderworpen zijn aan het vigerende schuldgedreven geldsysteem. Hierdoor is tevens het inzicht in de allocatieve krachten van een fysieke economie die gericht is op het scheppen van meetbare voorspoed in de laatste decennia langzaam maar zeker verloren gegaan.
Op dit moment zien we – vooral in de Zuid-Europese landen – de eerste tekenen van een opstandig electoraat dat zich bedrogen voelt door zijn financiële en politieke elite. Dit roept parallellen op met de periode vlak voor en na de Franse Revolutie. Toen was er sprake van een nationaal probleem in de vorm van hyperinflatie als gevolg van een ongebreidelde monetaire expansie. Anders gezegd: de geldpers draaide op volle toeren. Vandaag de dag is er sprake van een mondiaal schuldenprobleem dat veroorzaakt is door het huidige monetarisme.
Het inflatieprobleem is door Napoleon Bonaparte opgelost door de geldschepping te koppelen aan de beschikbare voorraad goud en zilver in beheer van een centrale bank. Hij richtte hiervoor in het jaar 1800 Banque de France op, en voerde opnieuw een goud- en zilverstandaard in. De franc werd omwisselbaar tegen 5 gram zilver en de goud/zilver-wisselkoers werd wettelijk bepaald op 1:15,5. Dit wordt ook wel een bimetallistische standaard genoemd, omdat het monetaire systeem gebaseerd is op twee edelmetalen met een vaste omwisselverhouding.
Deze introductie van sound money stopte de inflatie vrijwel onmiddellijk en bracht binnen zeer korte tijd maatschappelijke voorspoed en militaire kracht. Het fysieke allocatiemechanisme was hersteld, zodat het voortbrengend vermogen van het Franse volk zich weer vertaalde in een stijgende welstand. Deze monetaire stabiliteit duurde tot aan de Eerste Wereldoorlog.
Vandaag de dag denken economen in termen van boekhoudkundige winst en verlies, zonder een terugkoppeling te maken naar fysieke productie en een toename van de voorraad productieve activa. De notie dat banken zoals Goldman Sachs ‘winst’ maken is daarom compleet fiduciair. Het gros van deze zogenaamde winsten wordt veroorzaakt door manipulatie van zelfgecreëerde financiële instrumenten die geen enkele waarde toevoegen in de fysieke wereld. Er komen echter wel claims uit voort die in geldeenheden worden uitgedrukt en die ook worden gebruikt in de reële economie.
De echte wereld met haar fysieke wetmatigheden is daarmee verworden tot de gastheer van dit soort parasitaire financiële instellingen. De vorderingen die deze financiële instellingen met hun piramidespelletjes produceren zijn inmiddels veel groter dan de middelen die de gastheer kan ophoesten. In een wereld met gezonde economische verhoudingen wordt de parasiet geïdentificeerd en verwijderd ten gunste van de gastheer. Binnen de huidige monetaire verhoudingen worden de parasieten helaas gered ten koste van de gastheer.
Het concept dat ten grondslag ligt aan het huidige monetarisme heeft geen fysieke oriëntatie. Een efficiënt materieel sturingsconcept stelt de productivity per capita and per square kilometer centraal. Met andere woorden, wat is de verbeteringsgraad van zowel de arbeidsproductiviteit alsook de economische structuur van de fysieke omgeving waarbinnen deze productie plaatsvindt?
Het probleem is dat het huidige monetarisme gebaseerd is op een mathematisch-statistische denkdoctrine die is losgezongen van de fysieke werkelijkheid. Deze doctrine meet slechts stroomgrootheden en laat voorraadgrootheden buiten beschouwing. Het meten in geldeenheden is uitermate misleidend. Speculatief georiënteerde financiële instellingen kunnen deze geldeenheden te pas en te onpas creëren en laten verdwijnen.
Deze vorm van monetarisme resulteert zo in een dode wetenschappelijke benadering zonder fysiek causaliteitsconcept. Economie zou veel meer op een fysiek meetbare natuurkundige leest geschoeid moeten zijn, dan het wiskundige gegoochel dat nu centraal staat. In Engelse termen luidt de oplossingsrichting: value is physical. Physical economy bestaat helaas niet eens als serieuze stroming in de huidige economische literatuur.
Banken trokken vroeger geld aan van spaarders en zetten dat vervolgens uit in de fysieke economie in de vorm van leningen ten behoeve van investeringen. Dit leidde tot een toename van de vraaggestuurde productiecapaciteit ten gunste van toekomstige consumptie. Er was uiteraard sprake van een normaal investeringsrisico, maar speculatie was niet of nauwelijks aan de orde.
Vandaag de dag bestaat meer dan 80% van de activiteiten van Angelsaksische investeringsbanken uit de eerdergenoemde manipulatie van virtuele financiële instrumenten. Hiervoor verschaffen centrale banken momenteel ongebreideld liquiditeit. In dit proces wordt de gastheer verzwakt en worden de parasieten steeds dominanter!
De voormalige Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt had de politieke moed dit grondig aan te pakken en ondertekende in 1933 de Glass-Steagall wet. Deze wet was onderdeel van zijn new deal programma en bracht een strikte scheiding aan tussen spaarbanken en zakenbanken, waardoor risicovolle speculatie door banken met spaarmiddelen van burgers werd voorkomen. Zakenbanken konden hierdoor makkelijker failliet worden verklaard, omdat zo’n faillissement geen gevolgen had voor de spaarrekeningen van burgers.
Onderdeel van de Glass-Steagall wet was de Federal Deposit Insurance Corporation. Deze instelling garandeerde spaartegoeden van burgers tot een bepaald bedrag. Helaas heeft voormalig president Bill Clinton in 1999 – na een zware lobby van de financiële sector – de scheiding tussen zakenbanken en spaarbanken weer opgeheven.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.