Monetaire Economie
Er is sprake van financiële repressie als de nominale korte rentevoet gedurende een langere periode lager is dan de inflatie. De koopkracht van spaartegoeden neemt dan in de tijd af, omdat rentebijschrijvingen de inflatie niet volgen. Dit kan ook het geval zijn in een situatie zonder inflatie, maar met een negatieve korte rentevoet.
Sinds 2013 zijn beleggers in staatsobligaties van zogenaamde triple-A landen al het slachtoffer van genoemde financiële repressie. Dit betrof staatsobligaties met een looptijd tot 18 maanden.
Een negatieve reële rentestand lijkt onverenigbaar met een economie die gekenmerkt wordt door schuldverzadiging. Volgens de wet van vraag en aanbod zou dit in een vrije markt moeten leiden tot een opwaartse druk op de rentevoet. De publiek-private schuldniveaus van de ontwikkelde landen zijn immers nog nooit zo hoog geweest in relatie tot de omvang van de onderliggende economieën. Liquiditeitsschaarste leidt dan tot prijsopdrijvende spanningen op de geldmarkt. Dat dit niet het geval is geeft aan dat er krachten in het spel zijn die boven de klassieke wet van vraag en aanbod staan. Welke krachten zijn dat?
Het betreft hier de monetaire autoriteiten van de ontwikkelde landen. Zij zijn binnen het huidige monetaire model via de centrale banken de ultieme manipulatoren van de rentevoet. Eén blik op de publiek-private schuldquotes van de ontwikkelde landen maakt duidelijk waarom de rentevoet gedrukt wordt. De omvang van de schuldenberg is namelijk zo groot dat de economie onder normale reële rentetarieven zou bezwijken. In de traditionele economische blokken Amerika, Europa en Japan bedraagt de schuld als % van het Bruto Binnenlands Product (BBP) inmiddels respectievelijk 360, 460 en 650 procent.
De Chinese spaarder wordt nog niet getroffen door financiële repressie. De inflatie schommelt sinds medio 2013 rond de 3% en de basisrente van de Chinese centrale bank bedraagt sinds juli 2012 zo’n 6%. Hiervan kunnen buitenlandse spaarders niet direct profiteren, omdat de Chinese munt buiten China niet inwisselbaar is.
De eurozone wordt al enige jaren gekenmerkt door afnemende inflatie, ook wel disinflatie genoemd. Delen van de Europese periferie zitten zelfs permanent in een situatie waarin de prijzen dalen — Griekenland — of flirten met het deflatiespook, zoals Spanje en Portugal. De gemiddelde inflatie in de eurozone tendeert in 2014 naar 0,5% en ligt daarmee ver onder de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB) die op 2% is bepaald.
De huidige omvang van de niet-productieve schuldenberg in Europa is desastreus in een situatie waarbij het BBP krimpt door afnemende prijzen en dalende inkomens. Dan stijgt de schuldquote zelfs bij een gelijkblijvende nationale schuldenberg. De schuldenlast leidt zo uiteindelijk tot een breed gevoelde koopkrachtdaling, resulterend in een alles verstikkende, zichzelf versterkende, structurele vraaguitval.
Het historisch gegroeide schuldniveau vormt slechts een probleem indien ze voor een te groot deel een niet-productief karakter heeft. Niet-productieve schulden zijn schulden die niet leiden tot toekomstige kasstromen, of tot een verbetering van het algehele verdienvermogen via een versterking van de economische structuur van een land. Dit soort schulden monden voornamelijk uit in allerhande consumptieve bestedingen. Hierbij moet bedacht worden dat de aanschaf van een eigen woning ook een vorm van consumptie is die geen toekomstige kasstroom genereert. Hypotheekschulden met betrekking tot de eigen woning worden immers afgelost via inkomensbronnen die niets met het woningbezit te maken hebben.
Zodra niet-productieve schulden een rem zetten op de economische groei proberen de monetaire autoriteiten deze schulden te bestrijden via rentevoeten die lager zijn dan de inflatie. De rentekosten van de schulden dalen dan als percentage van het BBP, zodat schuldhouders via financiële repressie gesubsidieerd worden over de rug van de spaarders.
Aangezien kredietverlening en inflatie monetair gezien twee zijden zijn van dezelfde medaille, zullen de monetaire autoriteiten alles in het werk stellen om de kredietverlening aan te zwengelen. Vandaar dat monetaire beleidsmakers in de eurozone inmiddels speculeren over een negatieve rentevoet voor bancaire reserves die aangehouden worden bij de centrale bank. Het verschijnsel financiële repressie is dan ook een blijvertje, dat zelfs in een deflatiescenario via een negatieve rentevoet in beeld blijft.
Voor het banksysteem is de invoering van een negatieve rentevoet gevaarlijk terrein, omdat dit kan leiden tot het op grote schaal omzetten van girale tegoeden in chartaal geld. De introductie van een strafrente geeft kleine spaarders immers een prikkel om girale tegoeden geheel of gedeeltelijk om te zetten in contanten die vervolgens in eigen beheer worden aangehouden. Dit zwart maken van het geld is bovendien extra aantrekkelijk met het oog op de irreële rendementsheffing op vermogens, die de fiscus hanteert over spaarmiddelen. Financiële repressie kent zo zijn grenzen en zal niet de definitieve remedie blijken te zijn voor het huidige schuldenprobleem.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.