Goud
Sinds mensenheugenis speelt beleggen in goud een belangrijke rol in vele culturen op aarde. Goud was van belang als betalingsmiddel en werd verwerkt tot sieraden en andersoortige voorwerpen. De historische gemene deler is dat er in elk tijdsgewricht waarde werd toegekend aan gouden munten en voorwerpen.
De waarde van een gouden voorwerp was altijd afhankelijk van het gewicht ervan. Dit principe gaat 6000 jaar terug, tot het begin van de oude Egyptische beschaving. Welgestelde overledenen kregen toen gouden munten en voorwerpen mee in hun graftombe, zodat ze in het hiernamaals over koopkracht konden beschikken.
Het bankwezen is ontstaan rond de opslag van goud. Mensen die dit edelmetaal bezaten, wilden hun bezit veiligstellen en brachten het naar een partij die een betrouwbare opslag kon garanderen. Hiervoor werd een kleine vergoeding betaald. De eigenaar kreeg een eigendomsbewijs dat overgedragen kon worden. Deze eigendomscertificaten waren aan toonder inwisselbaar voor goud.
Al snel ontdekten degenen die het geld bewaarden dat het opgeslagen goud vrijwel nooit werd opgevraagd. Zo ontstond het gebruik om op basis van een lening méér aan toondercertificaten in omloop te brengen dan de hoeveelheid goud die in beheer was gegeven. De leningen brachten geld in het laatje en stonden zo aan de wieg van een banksysteem dat gebaseerd is op fractionele reserves. Aan deze praktijk is te zien dat dit systeem in zijn diepste wezen frauduleus is.
Iedere bewaarinstelling bracht haar eigen certificaten in omloop. Indien ze te veel ongedekte certificaten in omloop bracht, liep ze het risico dat het vertrouwen in haar certificaten wegviel en de houders massaal tot omwisseling in goud overgingen. Veel van deze bewaarinstellingen zijn op die manier omgevallen.
Goud is in tegenstelling tot zilver geen industrieel goed en wordt dus niet verbruikt. Daarnaast tast de tijd het edelmetaal goud fysiek niet aan. De voorraad die in het verleden is opgebouwd, is dan ook nog steeds volledig aanwezig op aarde. Volgens schattingen gaat het mondiaal om 150.000 tot 170.000 ton. De goudvoorraad groeit via mijnbouw met 2.500 ton per jaar.
Volgens het gangbare economische model van vraag en aanbod zou men verwachten dat de prijs van goud hierdoor in de tijd afneemt. De voorraad neemt immers gestaag toe. Toch behoudt goud grosso modo zijn koopkracht over een tijdspanne van duizenden jaren, ook al kan de goudprijs wel enigszins fluctueren. Aan deze waardevastheid is te zien dat het geen gewoon goed is.
De grootste hoeveelheid goud bevindt zich in handen van de Indiase bevolking – in de vorm van sieraden. Schattingen gaan uit van 18.000 ton. Het is een oud Indiaas gebruik dat familieleden een bruid gouden sieraden schenken als verzekering voor de toekomst van het te vormen gezin.
Vrijwel alle centrale banken in de wereld hebben goud als reservebestanddeel op hun balans staan. Tot voor enige jaren waren deze instellingen netto-verkopers van goud. Vanaf de start van de financiële crisis zijn centrale banken echter zelf weer gaan beleggen in goud. De VS zijn goed voor 8.000 ton goud en de centrale banken in de eurozone zijn goed voor zo’n 10.000 ton. Veel van het Europese goud ligt vanwege geopolitieke veiligheidsaspecten opgeslagen in de VS en het VK.
© Karel Kindermans, collectie Atlas van Stolk
De centrale banken in Zuid-Oost Azië hebben in relatie tot de geldhoeveelheid die zij reguleren de laagste dekking in goud. Japan en Rusland hebben ieder circa 800 ton en de snelgroeiende Chinese voorraad bedraagt officieel zo’n 1.100 ton. Onofficiële schattingen gaan uit van een veel hogere goudvoorraad in China. De afgelopen jaren zijn met name China, Rusland en India op grote schaal gaan beleggen in goud. Dit gebeurde tegen dollarprijzen die steeds verder stegen en record na record noteerden.
De goudprijs is nu al meer dan 10 jaar onafgebroken aan het stijgen. Deze stijging houdt direct verband met een dalend vertrouwen in het fiat-geldsysteem. De monetaire autoriteiten van de Aziatische landen beseffen dat goud historisch gezien altijd een rol heeft gespeeld in het geldsysteem. Het mondiale geldsysteem is namelijk pas sinds 1971 volledig losgekoppeld van goud als disciplineringsanker.
Er is een schimmig spel gaande in de goudmarkt. Centrale banken staan geen officiële audit van hun goudvoorraden toe. Marktpartijen vermoeden dat westerse centrale banken – in plaats van te beleggen in goud – het op grote schaal leasen in de markt, om zo de prijs te drukken.
Hoge goudprijzen reflecteren in onzekere tijden een afkalvend vertrouwen in het geldsysteem. Centrale banken zijn de ultieme hoeders van ons geldsysteem, ook wel ‘monetair systeem’ genoemd. Goud leasen in de markt is echter een gevaarlijk spel, omdat de fysieke eigendom van het betreffende goud dan verloren gaat. Er is uiteraard wel een terugleverplicht bij leasecontracten, maar die is in extremis onderhevig aan counter-party-risico.
China is momenteel de grootste goudproducent ter wereld. De Chinese overheid verplicht de binnenlandse goudmijnen het gedolven goud ver onder de marktprijs aan haar te verkopen.
De huidige onhoudbare schuldenniveaus in het Westen zijn voornamelijk vanaf midden jaren ’60 opgebouwd en hebben het gehele mondiale fiat-geldsysteem in gevaar gebracht. In het verleden hebben alle fiat-geldsystemen zichzelf opgeblazen om opgevolgd te worden door een monetair systeem waarin goud vaak weer een rol speelde.
De huidige goudkoorts van centrale banken in Zuid-Oost Azië is onder andere uit bovenstaand historisch gegeven te verklaren. Daarnaast bezit met name China grote dollarreserves. Het vertrouwen in de toekomstige waarde van de dollar is verminderd en dit zet China ertoe aan om die reserves te beleggen in goud en andere tastbare investeringen en grondstoffen. Als deze landen bij onderhandelingen over een nieuw monetair systeem invloed willen uitoefenen, dan moeten hun centrale banken beschikken over een serieus te nemen goudvoorraad.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.