Eurocrisis

Mario Draghi

Mario Draghi

Het geven van een monetair schot voor de boeg is toch wat anders dan de koe economisch bij de horens vatten. Dat ondervindt Mario Draghi — president van de Europese Centrale Bank (ECB) — vanaf de zomer van 2014 aan den lijve. Bij zijn aantreden in november 2011 werd Draghi geconfronteerd met een muntunie waarin de rente op staatsobligaties van Spanje en Italië tot een onhoudbaar niveau opliep. Hierdoor dreven deze landen langzaam maar zeker richting het financiële infuus van het Europese noodfonds en het IMF. Griekenland, Ierland en Portugal hadden deze route al afgelegd, maar waren qua economische omvang en politieke invloed onvergelijkbaar.

Mario Draghi besefte in de zomer van 2012 dat een hulpprogramma voor Spanje en Italië financieel-economisch onhaalbaar was. Daarnaast voorzag hij geopolitieke risico’s als gevolg van muiterij in deze grote landen als zij via het Europese noodfonds én het IMF onder curatele zouden worden geplaatst. Draghi gaf daarom op 26 juli 2012 zijn schot voor de boeg af in een voordracht tijdens een conferentie te Londen. Hij stelde dat het europroject onomkeerbaar is, en sprak vervolgens de legendarische woorden:

Within our mandate, the ECB is ready to do whatever it takes to preserve the euro. And believe me, it will be enough.

Zuid-Europese rentetarieven

De woorden van Draghi misten hun uitwerking niet. Nadat hij suggereerde in het uiterste geval de balans van de ECB in de strijd te werpen, koelde de markt voor Zuid-Europees staatspapier af. Rentetarieven op 10-jarige staatsobligaties in Spanje en Italië daalden gestaag naar een niveau dat zelfs lager is dan vergelijkbaar Amerikaans staatspapier. De panieksituatie rondom de euro, die zijn hoogtepunt bereikte in de zomer van 2012, was voorlopig bedwongen.

Alhoewel het statutair verboden is dat de ECB individuele landen steunt, schat de markt de kans op een garantstelling van deze monetaire autoriteit hoog in. De financiële goodwill van met name Duitsland en enkele andere kernlanden waaronder Nederland, Finland en Oostenrijk is daarom impliciet verdisconteerd in de rente op staatsobligaties van niet-kernlanden. In dit licht bezien zijn sommige uitspraken van Mario Draghi, gedaan tijdens een interview met de Telegraaf op 21 juni 2014, ronduit onthutsend.

In dit interview stelt hij dat de lage rentetarieven in Nederland en Duitsland het gevolg zijn van de perceptie binnen de financiële sector dat deze landen veilige havens zijn. Geen woord over de onnatuurlijk lage rentetarieven in Spanje en Italië die inmiddels voor 10-jarig staatspapier onder de drie procent liggen. De zogenaamde spread met de triple A-landen Duitsland en Nederland is minder dan 1,5%! Dit, terwijl de staatsschuld van Nederland en Duitsland inmiddels richting de in het stabiliteitspact afgesproken 60% van het Bruto Binnenlands Product tendeert en Duitsland zelfs op een begrotingsoverschot afstevent. Duitsland kent daarnaast een robuuste economische groei.

Is de crisis voorbij?

Het Zuid-Europese renteprobleem lijkt opgelost, maar de reële economie is nog steeds volop in crisis. Massawerkloosheid, economische stagnatie en schuldverzadiging veroorzaken inmiddels ongezonde monetaire deflatie in Griekenland, Spanje en Portugal. Hierdoor verslechteren de schuldratio’s zelfs bij een gelijkblijvende absolute schuldenomvang. In het genoemde interview met de Telegraaf stelt Mario Draghi zonder blikken of blozen: “In de jaren zeventig, tachtig en negentig hebben we veel devaluaties gezien met hoge inflatie als gevolg. We hebben nu een geweldige prijsstabiliteit. Dat biedt mogelijkheden voor groei en banencreatie”.

Dit is werkelijk de wereld op zijn kop. De werkloosheid en de staatsschulden zijn in Zuid-Europa nog nooit zo hoog geweest. Spanje en Griekenland kennen nu al jaren een jeugdwerkloosheid van circa 55%, op de voet gevolgd door Portugal en Italië. Zelfs Frankrijk gaat nu, ondanks stimulering via hoge begrotingstekorten, economisch door het putje. Prijsstabiliteit houdt de zuidelijke landen juist gevangen in een alles verstikkende schuldenspiraal. De noodgreep van een inflatieveroorzakende devaluatie van de nationale munt is historisch altijd hét monetair-economische beleidsinstrument geweest van de Zuid-Europese landen. Zo werden schulden weggeinfleerd en werd de concurrentiepositie verbeterd, terwijl de vakbonden buiten spel stonden. Zuid-Europa kent immers geen Rijnland- of Poldermodel.



Conclusie

Binnen het mandaat van de ECB kent het monetaire beleid zo zijn grenzen in relatie tot de reële economie van de individuele landen. Mario Draghi weet dat en gooit de bal daarom terecht in het Europese politieke veld. Zijn aanbevelingen gaan onverbloemd in de richting van een Federaal Europa. Hij spreekt over een Europese begrotingsautoriteit en centrale economische aansturing, waarbij structurele hervormingen een gemeenschappelijke discipline zijn. Samenvattend stelt Draghi letterlijk: “De soevereiniteit moet gedeeld worden op een ander niveau dan het nationale niveau”. Het is blijkbaar kiezen of kabelen. Zo is de nationale soevereiniteit via de ondemocratische achterdeur het kind van de rekening.

Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.

Reacties:

Federale diefstal

In het tijdvak van de nationale munten, vooral in de zuidelijke E.U. landen, werden te veel consumptieve investeringen (onbetaald pensioen, sociale uitkeringen etc.)...

Extra’s

Zoek op deze site:

XML RSSAbonneer je via RSS
  • XML RSS
  • follow us in feedly