Eurocrisis
De ontwikkeling van de economie van Frankrijk is sinds haar deelname aan de Euro in een negatieve spiraal terechtgekomen. Frankrijk greep in het pre-Euro tijdperk veelvuldig naar het wapen van externe devaluatie door het verlagen van de wisselkoers van haar munt. Hierdoor werd kortstondig de concurrentiepositie van vooral de Franse industrie verbeterd, waarbij inflatie op middellange termijn voor lief werd genomen. Noodzakelijke structuuraanpassingen ging men zo uit de weg, waardoor de stimulans om tot productiviteitsverbetering te komen ontbrak.
Deze strategie vermeed een frontale confrontatie met de lastige Franse vakbonden en het electoraat. Dat inflatie een botte verkapte belastingheffing is in de vorm van een vlak-tax, roept op het moment van devaluatie altijd minder weerstand op dan pijnlijke beleidsmaatregelen.
Met de introductie van de Euro was Frankrijk haar devaluatiewapen kwijt. Vanaf dat moment moest de concurrentiepositie van Frankrijk voornamelijk via structuurmaatregelen geborgd worden. Nicolas Sarkozy heeft het even geprobeerd, maar kwam van een koude kermis thuis.
Inmiddels lijkt Frankrijk terug te grijpen naar de fatale recepten van François Mitterand die Frankrijk begin jaren '80 naar de financiële afgrond bracht. De huidige president, François Hollande, was op jonge leeftijd economisch adviseur van Mitterand. De appel valt ook hier niet ver van de boom.
De eerste begroting van Hollande voor het jaar 2013 is dan ook een flagrante ontkenning van de realiteit. Zeker gezien het feit dat het Franse exportoverschot van 50 miljard Euro in 1999 omgeslagen is in een tekort van een geschatte 75 miljard Euro in 2012. In 10 jaar tijd is de bijdrage van de Franse economie aan de export van de Eurozone hierdoor gezakt van 17% naar 13%.
Het overheidsaandeel in de economie van Frankrijk, als percentage van het Franse BBP, zal met deze begroting stijgen van 55% naar 57%. Een overheidsaandeel van 50% of meer heeft catastrofale gevolgen voor de efficiency van een moderne markteconomie. In Duitsland bedraagt dit percentage 43% en Nederland flirt inmiddels met de 50%-grens.
De inflexibiliteit van de Franse arbeidsmarkt wordt door Hollande ongemoeid gelaten. De arbeidsparticipatie van 55-plussers in Frankrijk is een schamele 39%. In Duitsland is dit 58% en in het VK 57%. In Nederland schommelt dit percentage nu rond de 55%.
Er is inmiddels sprake van een verloren decennium in Frankrijk. In de Franse industrie zijn de afgelopen 10 jaar gemiddeld 60.000 banen per jaar verloren gegaan. Het bedrijfsleven schreeuwt moord en brand, maar Hollande verhoogt voor hen gewoon de directe belastingen en andersoortige lasten en staat geen enkele arbeidsmarkthervorming toe. Integendeel, het ontslagrecht wordt aangescherpt en de pensioenleeftijd wordt verlaagd.
Frankrijk is als investerings- en vestigingsland een no go geworden. Het aandeel van de industrie in het Franse BBP is dan ook gezakt naar 12,5%. Daarmee zit de economie van Frankrijk op hetzelfde rampzalige niveau als die van de VS en het VK. Voor Nederland bedraagt dit percentage – ondanks een zwaar accent op doorvoer en handel – een kleine 20%. Duitsland zit nog een stuk hoger.
De Franse begroting voor 2013 symboliseert de totale ontkenning van de hiervoor beschreven werkelijkheid en is het regelrechte recept voor industriële massawerkloosheid, waardoor de staatsfinanciën in een dodelijke spiraal terecht gaan komen. Het jaar 2013 zal een point of no return markeren. Hollande doet geen enkel constructief voorstel om de vitaliteit van Frankrijk binnen de Eurozone te verbeteren. Het concurrentieverschil met Duitsland en Nederland zal alleen maar groter worden, terwijl de staatsschuld door de kritieke grens van 90% van het BBP schiet.
De Franse pers schrijft massaal dat er gestimuleerd moet worden en waarschuwt dat Frankrijk zich anders voegt in het rijtje Griekenland, Spanje, Italië, Portugal en Ierland. Er wordt in de commentaren inmiddels een parallel getrokken met de jaren '30 omdat ook Nederland, Oostenrijk en België bezuinigen, waardoor de Eurolanden elkaar meer en meer in een negatieve spiraal naar beneden gaan trekken.
Dat de huidige impasse – los van de mondiale monetaire problemen – wel eens het gevolg van economische structuurproblemen zou kunnen zijn, wordt nergens geopperd. Zo'n erkenning vereist pijnlijke aanpassingen en een besef van binnenlands politiek/maatschappelijk falen. Deze spiegel is waarschijnlijk te confronterend.
De Franse media zinspelen inmiddels op een Latijns blok onder leiding van Hollande. Dit meerderheidsblok moet zich inzetten voor een op groei gericht beleid binnen de Eurozone. Dit betekent dat men de schulden nog verder wil laten exploderen, wat resulteert in massale QE-interventies. Alles wijst erop dat Frankrijk, via een fait accompli scenario, wil forceren dat de sluizen van de ECB opengezet worden. Hiermee wordt het Duits/Nederlandse blok in het inflatiekamp gezogen en van haar besparingen beroofd.
Duitsland heeft onder Hartz 4, met haar agenda 2010, wel stevig ingegrepen om haar economie weer concurrerend te krijgen. De Duitse aanpassingen vonden plaats gedurende een periode waarin de rest van Eurozone tezamen met de VS en het VK zich dronken lieten voeren door de kredietexplosie.
Inmiddels is de ondersteunende bijdrage die het ESM verlangt ook te groot aan het worden voor de kwetsbare kernlanden Frankrijk en België. Ieder land dat aan het infuus gaat, wordt vrijgesteld van een bijdrage c.q. garantiestelling aan het ESM. Duitsland, Nederland en Finland kunnen, los van maatschappelijk draagvlak, deze last uiteindelijk niet dragen zonder zelf te bezwijken. Angela Merkel heeft terecht in de Bondsdag aangegeven dat Duitsland weliswaar een relatief sterk land is, maar dat haar draagvermogen niet onbeperkt is.
Zolang Frankrijk de Duits-Nederlandse lijn min of meer volgt kunnen de perifere landen onder curatele gehouden worden, met als enig alternatief voor hen een Euro-exit. Zodra Frankrijk zelf echte structuurmaatregelen moet nemen, zoals de genoemde Hartz 4-hervormingen, geeft Parijs niet thuis. Hoe sneller Frankrijk afglijdt, hoe eerder het gedaan is met de Euro in zijn huidige vorm.
Er is de laatste 50 jaar niet veel veranderd. De economie van Frankrijk kan een impliciete danwel expliciete muntpariteit met de Duitse economie keer op keer niet aan. Dit geldt in versterkte mate voor de periferie van de Eurozone. De politieke vergezichten van een muntunie zijn weliswaar aanlokkelijk, maar de nuchtere realiteit zal uiteindelijk spelbreker blijken te zijn. Inmiddels is de doos van Pandora wel geopend.
Realistisch Europees leiderschap is geboden.
Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.