Financieel- economische crisis

Heeft de economische wetenschap gefaald?

De vraag uit de titel van dit artikel zou – via vele specifieke deelvragen – object van onderzoek moeten zijn voor promovendi in het vakgebied van de economische wetenschap. Een vraagstelling zou kunnen luiden: "Waarom blijft de welvaartsgroei van de ontwikkelde landen sterk achter bij de voortgang der techniek?" Ofwel: waar zit het lek? Hoe kan het dat een almaar stijgende productiviteit zich niet vertaalt in meer voor minder, maar in minder voor meer? Er wordt immers langer gewerkt, en de arbeidsparticipatie is nog nooit zo hoog geweest.



Hier raken we aan een uiterst complexe probleemstelling, die in het kader van dit artikel via een bespreking van het fiat-geldsysteem, slechts vanuit één aspect nader belicht zal worden.

Het is na meer dan vijf jaar crisis verbazingwekkend dat economen nog steeds niet begrijpen wat er fundamenteel aan de hand is. Men noemt het een schuldencrisis, maar de relatie tussen de manier waarop schulden in omloop worden gebracht en de huidige economische impasse wordt niet gelegd. Sterker: de oplossing voor het bestrijden van de vraaguitval wordt door nagenoeg het gehele economische veld gezocht in het aangaan van nog meer schulden. Hiermee wordt het probleem uit wanhoop gepromoveerd tot de oplossing.

Economische wetenschap: gangbare modellen

De economische wetenschap werkt met modellen waarin investeringen en bespa­ringen zich gedragen volgens de wetmatigheid van een gesloten systeem. Binnen dit gesloten systeem van de wereldeconomie wordt verondersteld dat besparingen en investeringen onderling in evenwicht zijn. Vraag en aanbod van geld wordt geregu­leerd via het rentemechanisme.

Kloppen de modellen nog wel waarmee de economische wetenschap werkt?

Bij een normale marktwerking leidt een afname van de consumptie tot een toe­name van de besparingen en een even­redige daling van de rentevoet. Een lagere rente­voet stimuleert vervolgens lange­termijninvesteringen omdat de financie­ringskosten afnemen, waardoor meer investeringsprojecten bedrijfsecono­misch levensvatbaar worden. Deze nieuwe investeringsprojecten vertalen de stand der techniek op hun beurt in een verster­king van de economische structuur en een toename van de productiecapaciteit. De toename van het voortbrengende vermo­gen levert een groter aanbod van goede­ren en diensten op – zowel kwantitatief als kwalitatief – waardoor de welvaart in zijn geheel stijgt.

Goudstandaard of een fiat-geldsysteem: verschillende gevolgen

Een geldsysteem dat is gebaseerd op een zuivere goudstandaard laat deze wel­vaartstoename gepaard gaan met deflatie. De groei van de geldhoeveelheid is dan gerelateerd aan de toename van de mondiale goudvoorraad via mijnbouwactiviteiten. Historisch bedraagt deze aanwas zo'n 2% per jaar. Onder normale omstandigheden is deze toename kleiner dan de effecten van de groei van de arbeidzame wereld­bevolking en de stijging van de mondiale productiviteit. Binnen dit geldsysteem is een daling van het algehele prijsniveau zo een maatstaf voor de groei van de welvaart.

Een groter aanbod van goederen en diensten kan binnen een fiat-geldsysteem gepaard gaan met deflatie, prijsstabiliteit of inflatie. De geldhoeveelheid is dan res­pectievelijk minder snel, even snel of sneller gegroeid dan de hoeveelheid goederen en diensten. In het gangbare geld- en bankwezen kan geld alleen in de vorm van schulden ontstaan. Geldschepping en schuldvorming zijn namelijk aan elkaar gekop­peld op een bankbalans en worden – evenals een tweeling – tegelij­kertijd geboren via een dubbele boeking die leidt tot balansverlenging.

Deze schuldgedreven geldscheppingssystematiek hoeft niet in de weg te staan van een gezonde welvaartsontwikkeling, zolang het nieuw geschapen geld op een pro­ductieve wijze wordt aangewend. De toename van het absolute schuldniveau blijft dan namelijk in de pas lopen met het verdienvermogen van de economie.

Improductieve prijsopdrijvende speculatie in bestaande activa, of het aangaan van overheidsschulden voor het financieren van maatschappelijke consumptie, betekent echter op den duur het einde van dit geldsysteem. De toename van het schuldniveau als percentage van het BBP leidt dan uiteindelijk tot een verlammende schuldverza­diging.

Een monetaire grens: het schuldenplafond is bereikt

Terugkijkend blijkt dat de ontwikkelde landen zo'n vijf jaar geleden definitief hun finale schuldenplafond bereikt hebben. De relatieve schuldniveaus zijn momenteel dan ook veel hoger dan die van de jaren '30. Dat er echt sprake is van een zodanige verzadi­ging dat inertie optreedt, blijkt uit het feit dat centrale banken van ontwikkelde landen – met Japan als duidelijkste voorbeeld – zelfs het inflatiemedicijn niet meer op een beheersbare manier in stelling krijgen.

Onorthodox monetair beleid, in de vorm van liquiditeitsinjecties in het banksysteem, en een herfinancieringsrente die naar nul tendeert, kan het tij niet meer keren. Het geldwezen heeft definitief het einde van een super-schulden-cyclus bereikt, waardoor een fundamenteel probleem ontstaat voor de economische wetenschap. Het rente­mechanisme als allocatief sturingsinstrument is namelijk om zeep geholpen, wat tot allerlei ongewenste activiteiten leidt zoals speculatie, activa-inflatie en front running van financiële instellingen op het monetaire beleid van centrale banken. Dit is immo­reel en ondermijnt de fysieke economie. Bovendien kunnen de monetaire autoriteiten niet meer op hun schreden terugkeren zonder de obligatie- en aandelenmarkt te imploderen. En passant vernietigen de centrale banken zo tevens hun eigen balans.

Vanaf het moment dat schuldverzadiging optreedt, worden de deleverage-krachten die geld laten verdwijnen sterker dan monetair beleid dat geld in omloop poogt te brengen. Het inflationary debt-based monetary system wordt dan deflationary. Wat voorheen een conjunctureel probleem was, blijkt dan een structureel probleem te zijn.

Het verhogen van het schuldniveau in deze fase van de schuldencyclus verlicht de gevolgen in de vorm van economische stagnatie tijdelijk, maar vergroot permanent de oorzaak in de vorm van het schuldniveau als percentage van de economie. De economie kan de noodzakelijke ontsnappingssnelheid dan niet meer bereiken. De term ‘ontsnappingssnelheid’ slaat in de economische wetenschap op het punt waarbij de economie nominaal sneller groeit dan het absolute schuldniveau.

Waar ligt de fout?

De financieel-economische dynamiek die de gemoederen sinds 2008 bezighoudt, is dus niet de schuld van de huidige generatie politici. Was dat maar waar, dan zou de oplossing waarschijnlijk binnen handbereik liggen. Nee, het is ernstiger. De manier waarop de staatshuishoudingen in de ontwikkelde landen fiscaal en monetair bestierd zijn sinds de jaren '60 is de boosdoener.

Het monetair failliet is nu te zien in het bankwezen, en het fiscale failliet blijkt uit het feit dat overheden hun begroting niet meer op orde krijgen. Deels versterkt het monetaire failliet het fiscale probleem, omdat de monetaire krachten uiteindelijk dominant zijn. Aangezien de economische wetenschap gedurende de opbouwfase van het schuldenprobleem geen eenduidige waarschuwing heeft afgegeven, kan daar ook van een failliet gesproken worden.



Een internationale oplossing is geboden

Wat ons te wachten staat, is een spiraal die van kwaad tot erger gaat, totdat de nood zo hoog is dat nationale en elitaire private belangen aan de kant geschoven worden en er een nieuwe mondiale grondslag geformuleerd wordt voor het monetaire sys­teem. De geschiedenis laat zien dat dit soort veranderingen pas plaatsvinden nadat onnodig veel armoede is verdeeld, kapitaal is vernietigd en talent is verspild. Het wordt dan ook hoog tijd dat het debat gebaseerd wordt op de werkelijke systeem­gebonden feiten en omstandigheden.

Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.

Extra’s

Zoek op deze site:

XML RSSAbonneer je via RSS
  • XML RSS
  • follow us in feedly